Samenwerkende Industriekringen Achterhoek (SIKA)

Duurzame Troonrede 2020 door hoogleraar Jan Jonker op 1 september 2020 met de Zeven “breekijzers” voor een veerkrachtige samenleving.

Geachte dames en heren,

De afgelopen maanden laten zich kenmerken door grote onzekerheid, onrust en verdriet. Met ongekende maatregelen heeft de overheid geprobeerd om de aard en impact van de Covid-19-pandemie te beteugelen. Ondanks alle pijn, zorg en verdriet is onze samenleving in staat gebleken zich min of meer van de ene op de andere dag te transformeren van een ‘maatschappij-as-usual’ naar een maatschappij gericht op brede rampbestrijding.

Naast kwetsbaarheid laat de crisis ook zien hoe ongelofelijk afhankelijk we van elkaar zijn. Voeg daar al eerder spelende kwesties aan toe als ecologische uitholling, structurele vervuiling en onacceptabele sociale ongelijkheid, en het wordt helder dat we onverbiddelijk een aantal weeffouten in onze samenleving hebben.

Hoe zouden we dit, nu we opnieuw keuzes kunnen maken, anders aanpakken? Hoe nu verder? Moeten we de welvaart anders verdelen, zodat niemand in Nederland buiten hoeft te slapen? Moeten cruciale beroepen naast applaus ook structureel meer ondersteuning en zekerheid krijgen?

Wat gaan we doen met de miljarden aan staatssteun: oude zekerheden terughalen? Zouden we bedrijven niet veel scherper moeten beoordelen op de echte toegevoegde waarde die ze hebben voor de samenleving? We staan misschien wel ongewild op een kruispunt, een cruciaal keuzemoment. De pandemie is, hoe pijnlijk ook, misschien wel een blessing in disguise.

In tijden van crisis kan in korte tijd een nieuwe basis voor de toekomst gecreëerd worden. Laten we dat moment vooral niet onbenut voorbij laten gaan door routineus terug te keren tot de economie die we al hadden. Laten we een nieuwe route kiezen op weg naar een economie waarin onze prachtige planeet en moedige mensen gezond en houdbaar samen kunnen leven.

Onze economie is gebaseerd op kopen en weggooien

Wij leven in een in- en ingeorganiseerde maatschappij. Die is in de afgelopen decennia versmald tot denken in termen van markten, rendement en efficiëntie. Misschien is er daarom wel vier miljard euro voor de KLM, en applaus, bedankkaartjes en een koekje voor de mensen in de zorg. De pandemie laat zien dat we naast het denken in markten ook weer het ‘menszijn’, het er voor elkaar zijn, waarderen en daarin willen investeren.

Het geeft aan dat we de maatschappij willen organiseren rond meerdere waarden – niet alleen die van de markt – zodanig dat het de weerbaarheid en de veerkracht van de samenleving vergroot. Weerbaar betekent collectief werken aan duurzaamheid. Veerkracht is het vermogen om te gaan met tegenslag en daar mogelijk sterker uit te komen.

Ons collectieve economische denken laat zich typeren als marktgedreven. Niet alleen waar het sec om ‘de’ economie gaat, maar op alle mogelijke terreinen zoals onderwijs, gezondheidszorg of natuur. Het is een economie die gebaseerd is op kopen en weggooien als hoogst bereikbare vorm van menselijk geluk. Een economie die in een steeds hoger tempo inteert op de reserves van de aarde. Zo is het tempo waarin nu diersoorten uitsterven even hoog als in de tijd dat dinosauriërs verdwenen. We gaan uit naam van de economie de natuur met een kettingzaag te lijf. Als we de verdere ontwikkeling van deze tragedie niet stoppen, krijgt de biodiversiteit zo’n klap dat onze planeet onleefbaar wordt.

De Duurzame Troonrede bestaat sinds 2012. De negende editie wordt vandaag uitgesproken door Jan Jonker (65), hoogleraar aan de Radboud Universiteit Hij is expert maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo). Daarover publiceerde hij diverse boeken, waaronder ‘Duurzaam organiseren’ (2020). Jonker stond vijf keer in de Trouw Duurzame 100, de laatste keer in 2014.

De onverbiddelijke en onvermijdelijke conclusie is dat het axioma van een zuiver op rendement gericht marktdenken anno 2020 achterhaald is. We moeten onze obsessie met economische groei loslaten. We dienen onze economieën te gaan beheren op een manier die ons klimaat en onze natuurlijke hulpbronnen beschermt, ook al betekent dit minder, geen of zelfs negatieve groei.

We moeten ons opnieuw organiseren

Het is daarbij ronduit naïef te denken dat we alleen op technologie kunnen vertrouwen om existentiële problemen, zoals klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en vervuiling, op te lossen. Onze levensstijl gebaseerd op overvloed ten koste van anderen, sociaal en ecologisch, moet veranderen. We hebben niets aan materiële welvaart als deze ten koste gaat van welzijn, ecologie en sociale inclusie. We moeten ons opnieuw organiseren.

De gemeenschap zou in een nieuw model centraal moeten staan, niet het individu. De recente crisis heeft laten zien dat we in staat zijn tot snelle en radicale aanpassingen in beleid. En dat het gaat om meer en andere waarden dan puur financiële. De waarden die ertoe doen, moeten we centraal stellen zodat we zorgen voor sociale, ecologische en economische duurzaamheid.

Dat is niet gemakkelijk. We zeggen nu ook al voortdurend plechtig in talloze rapporten wat we van belang vinden. Die afwegingen zijn echter niet leidend voor het feitelijke doen en laten van organisaties. Met de beste wil van de wereld hebben daarom de huidige duurzaamheidsinspanningen van organisaties meestal niet veel meer dan een marginaal en niet optimaal resultaat. Het creëren van duurzaamheid moet een collectieve opgave zijn, net zoals het bestrijden van een pandemie.

Dat betekent dat organisaties veel meer moeten gaan samenwerken. Verandering komt immers alleen tot stand op basis van nieuwe vormen van samenwerking, nieuwe afspraken en nieuwe regels tussen burgers, bedrijven en overheid. Een doortastende overheid – zonder dat er sprake is van totalitair doorschieten – is nodig om maatregelen die we als burger willen maar als consument niet toejuichen, door te voeren. Recent heeft de overheid laten zien dat ook te kunnen.

De breekijzers

Het streven naar brede welvaart en biodiversiteit zou in alle beleid centraal moeten staan. Om naar een volhoudbare, veerkrachtige samenleving te gaan, zijn de komende tien jaar zeven breekijzers nodig:

1. Verschuif de lasten van arbeid naar het gebruik van grondstof en uitstoot en bouw de fiscale voordelen van de fossiele industrie af.

2. Neem de waarde van ecologisch en sociaal kapitaal mee bij economische beslissingen.

3. Werk toe naar echte prijzen die alle kosten meenemen, zoals CO₂-uitstoot, stikstof, vervuiling en leefbaar loon.

4. Geef meer ruimte voor organisatievormen van burgers en bedrijven samen, bijvoorbeeld voor het beheer van grond en andere ‘commons’.

5. Maak producenten verantwoordelijk voor de gehele levenscyclus van hun product, ook als het aan zijn einde is.

6. Belast vermogen in plaats van arbeid en verklein economische ongelijkheid.

7. Investeer in het stoppen van bedrijven die niet bijdragen aan maatschappelijke waarden door beprijzen en belasten gecombineerd met wet- en regelgeving.

Duurzaamheid gaat niet over minder, maar over meer

Als we het slim aanpakken gaat duurzaamheid niet over minder maar over meer: meer comfort, meer gezondheid, meer schone lucht, meer creativiteit en vakmanschap, meer kwaliteit, en meer gelijkheid. Er zullen onvermijdelijk mensen hun baan verliezen. Maar er ontstaan in nieuwe sectoren andere banen. Het gevaar ligt op de loer dat het verlangen naar het oude weleens sterker zou kunnen zijn dan de waardering voor het nieuwe, dat immers tijd, onzekerheid en geld kost. Maar daar moeten we ons niet door laten afschrikken. Elke politieke partij die in de komende verkiezingen het streven naar duurzaamheid, biodiversiteit en circulariteit niet tot haar speerpunt verheft, moet gemeden worden. Het axioma dat we eerst de economie op orde moeten hebben en dan kunnen werken aan duurzaamheid is gevaarlijk en misleidend en zet ons alleen maar op achterstand.

Een stabiel nationaal transitieplan – zoals we dat ook al hebben voor dijken – geldend voor een heel decennium zou een krachtig uitgangspunt bieden. Daarbij moeten we onszelf wel de kans geven ook fouten te maken. Want om effectief om te gaan met de veranderingen moeten we misschien wel leren om de maakbaarheid van de maatschappij met meer bescheidenheid tegemoet te treden. Wat we gaandeweg moeten doen, leidt tot een proces van prutsen en proberen, met vallen en opstaan.

Bij dat alles geldt dat wij mensen passanten zijn op deze aarde. De aarde moeten we met de grootst mogelijke zorg koesteren, restaureren en beheren, zodanig dat de generaties na ons kunnen leven en liefhebben. Dank u.’